Dr. -Van de Perrestraat 7, 2440 Geel  |  Provinciebaan 64 A, 2470 Retie

Memo inzake liquitdatiereserve

Gepubliceerd: 18 november 2015

1. Algemeen

  • De verhoogde roerende voorheffing van 25 % op liquidatieboni kan vermeden worden in KMO’s: de tijdelijke vastklikregeling voor reserves (omzetting in kapitaal met 10 % roerende voorheffing) wordt een permanente regeling.
  • Deze nieuwe regeling houdt tevens een verlaging van het tarief van de roerende voorheffing in op dividenduitkeringen door KMO’s (zie hierna).
  • • KMO’s kunnen een liquidatiereserve vormen door overboeking van een deel of het geheel van hun boekhoudkundige winst na belasting op een passiefrekening in het kader van de resultaatsverwerking. De aanwezigheid van boekhoudkundig overgedragen verliezen belet de aanleg van de reserve niet.
  • • Overgedragen of gereserveerde winst uit voorgaande jaren komt niet in aanmerking.
  • Op het bedrag van de liquidatiereserve, is 10 % belasting verschuldigd.
  • Bij liquidatie kan de opgebouwde liquidatiereserve belastingvrij worden uitgekeerd aan de aandeelhouders (komt dus neer op een behoud van het voormalige liquidatietarief van 10 %).
  • Bij uitkering van deze reserves na 5 jaar zal er nog bijkomend 5% roerende voorheffing verschuldigd zijn op het bedrag van de liquidatiereserve, wat neerkomt op een totale belasting van 13,64 % op dergelijke dividenduitkeringen (zie punt 5.1. hierna)
  • Bij uitkering van deze reserves binnen de 5 jaar zal er bijkomend 15 % roerende voorheffing verschuldigd zijn, wat neerkomt op een totale belasting van 22,73 % voor deze dividenden (zie ook hierna).
  • Deze reserve kan voor de eerste maal aangelegd worden met winst verwezenlijkt tijdens aanslagjaar 2015.

 

2. Enkel voor KMO-vennootschappen
De regeling staat enkel open voor vennootschappen die op grond van artikel 15 van het
Wetboek Vennootschappen als kleine vennootschap kunnen worden aangemerkt:

  • De vennootschap mag dus de criteria inzake balanstotaal, omzet en personeel niet overschrijden gedurende de 2 boekjaren voorafgaand aan het jaar waarvoor de liquidatiereserve wordt aangelegd.
  • Voorwaarde KMO-vennootschap dient enkel te zijn voldaan in jaar van aanleg van de reserve: Feit dat vennootschap in latere jaren groot wordt, heeft geen invloed op het behoud van de reserve en de toepasselijke tarieven bij latere uitkering ervan. Wanneer vennootschap op het punt staat groot te worden, is het zinvol te overwegen optimaal gebruik van de maatregel te maken met betrekking tot de winst van het betrokken boekjaar.
  • Criteria op geconsolideerde basis te beoordelen (niet louter optellen van cijfers – intragroepsverrichtingen te elimineren).

 

3. Onaantastbaarheidsvoorwaarde

De liquidatiereserve blijft slechts behouden op voorwaarde dat deze op één of meer
afzonderlijke rekeningen van het passief geboekt blijft en niet tot grondslag dient voor
enige beloning of toekenning. Bij aantasting worden de oudste gevormde reserves geacht
eerst te zijn aangetast.

4. Bijzonderheden mbt. de afzonderlijke aanslag van 10%

  • De afzonderlijke aanslag is geen roerende voorheffing; zij is dus niet verrekenbaar of terugbetaalbaar. Het is een vennootschapsbelasting die dan ook samen met devennootschapsbelasting zal worden ingekohierd.
  • De heffing kan achteraf niet gerecupereerd worden, bijvoorbeeld wanneer er door latere tegenvallende resultaten bij vereffening geen batig saldo meer is en de heffing dus voor niets is betaald, of wanneer de onaantastbaarheidsvoorwaarde niet langer wordt nageleefd (zie hierna).
  • Geen aftrekbewerkingen op de afzonderlijke aanslag (bijvoorbeeld door overgedragen verliezen of DBI)
  • Niet aftrekbaar als beroepskost
  • Geen verrekening van voorheffingen
  • Niet onderworpen aan aanvullende crisisbijdrage
  • Geen belastingvermeerdering bij onvoldoende voorafbetalingen
  • De 10% belasting komt ten laste van de vennootschap en niet ten laste van de aandeelhouder.

 

5. Berekening- en boekingswijze
5.1. Berekeningswijze aan de hand van een voorbeeld

  • Een KMO-vennootschap heeft een winst na belastingen van 110.
  • De vennootschap wenst het maximaal bedrag aan liquidatiereserve aan te leggen. Dit wordt bekomen door het resultaat na belastingen te delen door 1,1 en bedraagt dus 100.
  • De afzonderlijke heffing bedraagt 10% op 100 = 10.
  • Na 5 jaar keert de vennootschap de volledige liquidatiereserve van 100 uit. Er zal dan nog 5% roerende voorheffing verschuldigd zijn op 100.

Voorlopige winst na belastingen 110
Afzonderlijke belasting (10% op 100) -10
Liquidatiereserve (110:1,1) 100
Dividenduitkering na 5 jaar (5% op 100) -5
Netto-dividend 95
Totale belasting (afzonderlijke heffing en roerende voorheffing samen) bedraagt
dus 13,64 %, nl. 15/110).

  • Bij uitkering binnen de 5 jaar zou de totale belasting 22,73 % bedragen, nl. 25/110.

5.2. Boekingswijze (op basis van voormeld voorbeeld)
Wij gaan voorlopig van volgende boekingswijze uit, gebaseerd op het ontwerpadvies van
de CBN van 4 maart 2015.

  1. Er wordt vertrokken van de voorlopige winst na belasting om het bedrag van de liquidatiereserve te bepalen (maximale bedrag is voorlopige winst na belastingen: 1,1).
  2. Vervolgens wordt de afzonderlijke belasting geboekt in het jaar van aanleg van de reserve. De CBN raadt aan dit te doen als een geraamde belasting: 6702X Geraamde belastingen 10 450 Geraamd bedrag van de belastingschulden 10
  3. Hierdoor wijzigt het finale resultaat na belastingen (100 in voormeld voorbeeld) en kan de liquidatiereserve aangelegd worden. Deze is te boeken via de resultaatsbestemming (6920/6921 rekening) naar een afzonderlijke passiefrekening (beschikbare liquidatiereserve of wettelijke liquidatiereserve genoemd, naargelang het geval). Er wordt best per aanslagjaar een afzonderlijke rekening gebruikt zodat de samenstelling van de reserve uit de balans is af te lezen en de 5-jargie termijn gemakkelijk kan opgevolgd worden. 6921 Toevoeging aan de overige reserves 100 133.X aan Beschikbare liquidatiereserve aanslagjaar … 100
  4. De verdere resultaatsverwerking vindt plaats nadat de liquidatiereserve werd aangelegd.

 

5.3. Berekening 5-jarige termijn

De periode van 5 jaar begint te lopen vanaf de afsluitdatum van het boekjaar waarvoor
de liquidatiereserve werd aangelegd.
Voor een vennootschap die bijvoorbeeld voor aanslagjaar 2016 (balans 31/12/2015) een
liquidatiereserve aanlegt die nadien als dividend wordt uitgekeerd zal de situatie als volgt
zijn:
Jaarvergadering die de dividenden uitkeert Mei 2020 Mei 2021
Initiële afzonderlijke aanslag 10% 10%
RV bij uitkering 15% 5%
Totale heffing 22,73% 13,64%

 

6. Formaliteiten

  • Bij de aangifte vennootschapsbelasting dient vanaf het jaar waarin de liquidatiereserve wordt aangelegd een opgave te worden gevoegd (model nog te bepalen).

 

7. Aandachtspunten

  • Toepassing van de regeling is nadelig voor vennootschappen-aandeelhouders: - in de gevallen waar een vrijstelling van roerende voorheffing geldt (bijv. 10 % - participatie in kader van moeder-dochterrichtlijn); - ook in gevallen waar geen vrijstelling geldt, is de toepassing nadelig doordat de heffing niet verrekenbaar is in hoofde van de aandeelhouder; - opgelet met toekomstige wijzigingen in aandeelhouderschap: het is mogelijk dat een vennootschap een liquidatiereserve aanlegt en dat op het ogenblik van de dividenduitkering of vereffening de aandeelhouder inmiddels een vennootschap is en er bijgevolg:
  1. geen roerende voorheffing meer verschuldigd is omdat inmiddels de voorwaarden voor vrijstelling moeder – dochterrichtlijn vervuld zijn, of
  2. de eventueel ingehouden roerende voorheffing verrekenbaar is in hoofde van de aandeelhouder-vennootschap; De afzonderlijke aanslag van 10 % werd dan achteraf bekekenbetaald zonder voordeel naderhand (mogelijke strijdigheid met moeder–dochterrichtlijn of toepassing dubbelbelastingverdragen - voorlopig nog geen duidelijkheid).
  • Niet meer naleven van de onaantastbaarheidsvoorwaarde anders dan omwille van dividenduitkering, bijvoorbeeld om overgedragen verliezen aan te zuiveren: gevolg hiervan wordt in wet niet behandeld; logische gevolg is dat de reserve haar bevoorrecht karakter verliest en dat bij uitkering/liquidatie de normale roerende voorheffing tarieven van toepassing zijn. De 10 % heffing werd dan voor niets betaald voorzichtigheid is hier dus geblazen. Of een overboeking van de liquidatiereserve naar een onbeschikbare reserve (bijv. ikv. inkoop eigen aandelen) ook een aantasting van de onaantastbaarheidsvoorwaarde inhoudt, is momenteel niet duidelijk.
  • Combinatie met tax shelter: voor de aanleg van de liquidatiereserve wordt vertrokken van de voorlopige winst na belastingen, dus nadat de overboeking in het kader van de tax shelter heeft plaats gevonden. Wanneer een vennootschap bijgevolg gebruik maakt van de tax shelterregeling, zal er minder liquidatiereserve kunnen worden aangelegd.

Meer nieuws